|
Gryp in de Nederlanden
Grip, Grijp, Gryp, Gryep en
Griep komt in vele variaties en streken voor |
|
|
|
|
Wat
nu België en Nederland is, en een stukje
Noord-Frankrijk, was ooit het gebied der
Nederlanden.
In
meerdere delen daarvan, van Duinkerke tot aan
Groningen, hebben families Griep,
Grip, Gryp en Grijp
gewoond. Sommigen daarvan, zoals die uit
Twenthe,
Vlaanderen
en
Zeeland,
bestaan nog steeds, terwijl die uit
Holland
en uit
Groningen
lijken te zijn uitgestorven.
Zijn
deze families op enigerlei wijze verwant? Het zou
kunnen, maar vooralsnog is daarvoor geen aanwijzing
te vinden.
Hieronder
een eerste opsomming van de families binnen het
huidige Nederlandse grondgebied. Voor
Grijp uit
Vlaanderen
is er een afzonderlijke pagina.
|
|
|
|
GRIP, GRIJP EN GRIEP UIT TWENTHE
|
|
|
|
OUDSTE VERMELDINGEN
In een verklaring
van de bisschop van Utrecht uit 1207 is sprake
van Arnoldus Grip. Wellicht
dezelfde persoon als Ridder Grip van
Merste, die in 1213 in documenten wordt
genoemd als de "ministeriaal van
Vredhena" (van de abdij van
Vreden). In 1216 komt hij voor als Arnoldus
Grijp, getuige bij een verklaring van
wederom de Utrechtse bisschop, die het klooster
te Weerselo in al zijn rechten bevestigt.
Dezelfde
naam (een kleinzoon wellicht?) duikt na zo'n 80
jaar wederom in dezelfde streek op: Arnoldus
Grip, ridder van Almelo, en vanaf 1297
genoemd in diverse verklaringen van de bisschop
van Utrecht. Van 1331 tot 1333 is Arnoldus
Grip schoolrector te Vreden.
Een
aantal nazaten van Rolof Grip,
rond 1600 geboren, bekleden te
Nordhorn in de
graafschap Bentheim, aanzienlijke ambten. Hun
naam wordt in het begin ook als Griep en Gryp
geschreven, maar het wordt uiteindelijk het
Nederlandse patriciërsgeslacht Grijp. Rond 1800
ontstaat er ook een tak 'Specht Grijp'. Beide
namen leven tot op heden voort.
De
buurtschap 'Griep', nabij de Duitse grens
in Twenthe > |
|
GRIEP UIT TWENTHE
Bijna acht eeuwen
na Arnoldus woont in Weerselo en Rossum nog
steeds een familie Griep. Hun
oudst bekende voorvader stamt uit 1657. In dat
jaar verlaat Jacobus Grijp(inck) de
ouderlijke boerderij te Volthe, en wordt
stamvader van de geslachten Griepink en Grijpink.
Zijn
zusters blijven achter in de boerderij, en één
van hen trouwt met ene Geert. Naar de naam van de
boerderij gaat deze zich ook Grijp(inck) noemen.
Zo wordt er nog enkele malen ingetrouwd. De te
Volthe achterblijvende familietak heet
uiteindelijk Griep en Oude
Griep.
Zie voor meer
over deze familietak:
Grijp/Griep uit Twenthe en de graafschap
Bentheim.
|
|
|
|
GRIJP UIT HOLLAND
|
|
|
|
In
Holland komt de naam Grijp, soms ook als Griep geschreven, vanaf
de 14e eeuw regelmatig voor. In leenregisters,
als naam van
schout, schepenen en burgemeesters en tenslotte als eigenaars
van het slot
Valckensteyn te
Poortugaal.
In 1378 komt in
het leenregister van Monster de naam de naam Claes
Grype voor. Later is sprake van Florijs
Grijp Claessoen, in 1463 "Scout
van Valkenburgh ende Catwijck". Als baljuw van
Den Haag wordt hij op 17 december 1468 door het
Hof van Holland
"gecondemneerd in 12
Lymoenen tot 5 Schell. grooten, ten behoeve van
de dienstmeid van Mr. Jan Stuwaert, sangmeester
van den Hofkapel, omdat hij haer 't onregte op
vermoeden van diefstal beschuldigt, gevangen en
op de Voorpoorte van den Hove geset hadde".
Tot in de 16e
eeuw bekleden leden van dit geslacht Grijp
(ook wel als Griep,
Gryp en Gryep geschreven)
bestuurlijke functies in plaatsen als Den Haag,
Delft, Brielle en Dordrecht. Na de reformatie
blijft men katholiek en trekt met het Spaanse
bestuur mee naar het zuiden. Een ander deel van de
familie vestigt zich, ondertussen Grijph
van Valckesteyn geheten, op het stamslot
Valckesteyn te Poortugaal en sterft uiteindelijk
uit.
Zie voor
deze familie de pagina: Een Hollandse familie
Grijp.
LEIDEN
In 1485 betaalt ene
Clais Griep te
Leiden pontgeld, omdat
"hij en sijn wijf binnen der stede niet
gebleve is en sijn poortrecht neder geleyt heeft en tot Delft
metter woon gevare es".
Of hij met bovenstaande Grijpen verwant is, is niet bekend.
Deze Griep heeft Leiden verlaten,
maar anderen, wier naam veelal als Grijp wordt geschreven, zijn
er blijven wonen. Zie voor hen de pagina
Grijp te Leiden. |
|
|
|
GRIJP UIT GRONINGEN
|
|
|
|
De naam Grijp komt in
Groningen voor het eerst voor in 1424: op de
brouwersgilderol van 'Utinghe Cluft'. Het is een
oud en deftig geslacht waar Nikolaas Grijp, die
in 1476 Grijpskerk sticht, uit voortkomt. Maar in
1527 liggen de zaken anders. Johan Grijp speelt
dan een rol in het oproer in Groningen, en wordt
aangeduid als "een onredelijk quaet schalck
en moeytemaecker".
EEN OUD EN DEFTIG
GESLACHT
In het Rijksarchief te
Groningen valt over de familie Grijp het volgende
te vinden:
-
Clawes Grijp (ook
wel Claes of Nikolaas), in 1424 een
gildebroeders uit 'Utinghe Cluft', is
tussen 1440 en 1457 bekleed met het
aanzienlijke ambt van lid van de
Hoofdmannenkamer, een soort Gerechtshof.
Zijn zoon: Junghe Clawes Grijp,
wordt in dezelfde Brouwersgilderol
genoemd en is tussen 1442 en 1448
eveneens lid van de Hoofdmannenkamer.
-
Nikolaas Gryp, die
in 1476 Grijpskerk heeft gesticht, stamt
naar het schijnt uit ditzelfde oud en
deftig groninger geslacht. Hij bewoont
het slot Grijp ofwel het Huis Reitsema
dat zich ten zuiden van Grijpskerk
bevindt (thans ligt er de Jonkerslaan).
-
Andere vermeldingen zijn:
Fosse Grijps (1454), Johan
Grijp en zijn broeder Herman Grijp
(1477), Johan Grijp, in 1480
overrigter van Groningen, Alijt
Ghrijpes (1487), Geertruid Grijpes
(1493), Jan Gripp, op 5
april 1529 genoemd in het register
"Oordelen van de Etstoel" te
Groningen en Jan Grijp (1532).
-
Over Johan Grijp,
genoemd in 1569, is ook de tekst te
vinden:
"Johan Gryp,
Lubbert Gryps basterts soene, een
onreedelijck quaet schalck en
moeytemaecker".
Hij speelde een rol bij
een oproer in Groningen in 1527.
-
Andries Grijph,
grietman van Utingeradeel in 1550. Zijn
naam komt in de volgende varianten voor:
Grijp. Grijph, Grijf, Grieff en Griff.
Zijn vrouw draagt de naam Foppinga. Hij
heeft een zoon: Ofke Grijph,
eveneens grietman van Utingeradeel, bij
afstand van zijn vader in 1575. In 1580
is hij als voortvluchtig ingedaagd en in
hetzelfde jaar in de slag op de
Hardenberger heide gesneuveld. Zijn vrouw
heet Iets Pieters en zijn zoon is: Erasmus
Grijph.
|
|
GRONINGER
STUDENTEN
Midden
15e eeuw studeert te Keulen de Groninger Arnoldus Grijp. Hij dicht een loflied op een
der Abten van het klooster Aduard en noemt zich
later Professor in Adwaert = Aduard.
Als student te Franeker staan de volgende
studenten ingeschreven:
Gabriel Gryp,
1640, "Nobilis Suecus, inr.".
Haico
Gryp uit Oost-Friesland, in 1693 zu
Groningen, in 1696 theologie-student.
Harinck
Grijp, "Weneranus Frisus
Orientalis", 1699; 1702 zu Groningen. |
K.J. TILBUSSCHER:
GRIJPSKERK EN OMSTREKEN
In
maart 1940 publiceert K.J. Tilbusscher
een boekje over Grijpskerk en omstreken.
Over het geslacht Grijp en het wapen dat
ze voeren staat daarin te lezen:
"Het
familiewapen van 't geslacht Grijp is een
zoogenaamd sprekend wapen. Het vertoont
namelijk een grijp of griffioen.
De grijp
of griffioen is een fabelachtig dier: de
bovenste helft stelt een adelaar voor, de
onderste helft een leeuw. De grijp in een
wapen verkondigt in 't algemeen een
invloedrijke heerschappij en bovendien
scherpzinnigheid, overleg, gepaard met
omzichtigheid en doorzicht.
Als wapendier verschijnt de griffioen het
eerst in Noord-Oost-Duitschland: en wel
in Mecklenburg en in Pommeren. Hij komt
hier reeds tegen het einde der 12e eeuw
voor, hoofdzakelijk door Poolschen
invloed. In Polen toch werd hij inheemsch
als wapensymbool van het oude,
invloedrijke Poolsche geslacht
Grijp."
De
griffioen op de
toren van Grijpskerk >>
|
|
|
|
|
GRYP EN GRIEP UIT ZEELAND
|
|
|
|
Al vanaf het begin van de
16e eeuw wonen op de diverse eilanden waaruit
Zeeland bestaat, personen met de naam
Griep/Gryp/Grijp. In het begin zijn het losse
vermeldingen, waaruit maar moeilijk een
familieband is vast te stellen.
DE OUDSTE
VERMELDINGEN
Bij de eerste
vermeldingen van de naam Gryp in Zeeland lijkt
het steeds om een voornaam te gaan: in 1359 wordt
Gryps s. poorter van Zierikzee,
in 1445 heeft Gryp Janszone te "Tsaertskerke
in Z-Beveland" grondwerk verricht, in
1481 wordt Jan Grijpssone
poorter van Veere en van 1533 tot 1541 is Mr.
Francoes Grijpse, doctor in de
medicijnen, schepen van Zierikzee.
Vanaf 1577 zijn er ook vermeldingen van
Grijp/Gryp/Griep als achternaam:
- Johannes
Grijp staat in 1577 vermeld in
het Register van de
Jaerlicxe Lijffrenten ende erffrenten tot
laste deser stede van der Goes als
koper van een lijfrente. Mauritius
Jansz Grijp, wellicht zijn zoon,
wordt in 1580 en 1582 genoemd in het Residentieboek
van het Hof van Holland.
- In
1587 komt Jacob Grijp
voor als pachter van grond in de
Oost-Hinkelenpolder, gelegen ten oosten
van Kruiningen.
- In
Vlissingen is in 1590 sprake van Jan
Griep en in 1592 van Frans
Griep, die worden gemachtigd om
een proces te voeren voor het Hof van
Holland.
- In
1622 gaat Hans Grijp,
weduwnaar uit Oostvriesland en soldaat,
te Goes in ondertrouw. Het huwelijk, met
Jacquemijntien Roest, vindt plaats op
Tholen.
- Jan
Gryp Adriaensz. wordt in 1626 te
Bruinisse gedoopt. Hij trouwt er later
met Maytje Prancke uit Vlaanderen en
krijgt drie kinderen: Adriaen, Prancke en
Marinus. Van zijn broer Cornelis
worden vier kinderen en vijf
kleinkinderen geregistreerd.
SOMS
KOMT GRYP OF GRIJP VANUIT HET ZUIDEN AANREIZEN
Verder
blijkt er nogal wat uitwisseling te zijn, van
personen ter weerszijden van de Westerschelde. De
oorlogsomstandigheden, die dit gebied tot
grensgebied maakten, zullen daar ook mee te maken
hebben:
-
Jan Jorissen Grijp,
afkomstig uit Sluis, wordt in 1530
ingeschreven als poorter van Vlissingen,
evenals Jan Grijp, afkomstig uit
Assenede, die 1560 poorter wordt.
- In
1583 wordt Mr. Jan Gryp,
gewezen pensionaris van Duinkerken, door
de Prins van Oranje benoemd tot Raedt
in de collegie van der Admiraliteyt. Dit
college wordt dan te Vlissingen nieuw
opgericht, ter vervanging van de tot dan
toe te Duinkerken -- dat in 1583 door de
Spanjaarden wordt veroverd -- gevestigde
admiraliteit.
-
Cornelis Grijp,
van Sluis, weduwnaar van Catelijne
Swulis, gaat in 1604 te Vlissingen in
ondertrouw met Neelken Jans, weduwe van
Marijnis Crijnssen. Zou dit dezelfde Cornelis
Grijp zijn die in 1604 te Vlissingen
wordt begraven? En is Jan Cornelissen
Grijp, varende man van Sluys, die in
1607 te Vlissingen in ondertrouw gaat met
Lysbeth Thomas, wellicht zijn zoon?
|
|
Halverwege de 17e eeuw
moet er in het Zeeuwse plaatsje Hoedekenskerke
ene Adriaen Griep geleefd hebben. Dat weten we
omdat er in 1666 de geboorte van Jan Adriaenszoon
Griep wordt genoteerd. Of zijn voorvaderen daar
al langer leefden of dat hij ook vanuit het
zuiden kwam aangevaren, is niet bekend.
Op 8
September 1666 wordt te Hoedekenskerke, aan de
Westerschelde, Jan Adriaenszoon Griep
geboren. Van zijn ouders weten we alleen dat zij paaps
waren en zijn vader Adriaen Griep heette. Of ze al
langer in Hoedekenskerke wonen of van elders
kwamen is niet bekend
Jan trouwt in 1694 met Cornelia Abrams
Verschure. Cornelia brengt twee weken
later de eerste van hun zes kinderen ter wereld.
Hun vierde kind is Abram Griep,
op 21 juli 1697 te Hoedekenskerke ten
doop geheft door zijn grootmoeder. Deze
Abram wordt de stamvader van het overgrote deel van alle
personen met de achternaam Griep in Nederland.
Aan hen is deze website gewijd.
Voor meer gegevens over de oorsprong van deze familie, zie:
Griep van
Hoedekenskerke.
Hieronder meer over hun nazaten. Hun namen zijn te vinden in de
index
van persoonsnamen.
VEER-
EN BEURTSCHIPPERS
Generaties
lang hebben deze Griepen allemaal hetzelfde
beroep: dat van schipper.
Diverse veerverbindingen over de Wester- en
Oosterschelde zijn door de eeuwen heen door
Griepen geëxploiteerd. Bij zo'n veer hoort vaak
ook een herberg. Ook varen Griepen als beurtschippers
vanuit Zeeland naar Middelburg en Rotterdam. In
dat geval drijft de vrouw van de schipper vaak
een winkeltje waarin de aangevoerde producten
worden verkocht.
Vanaf 1770 exploiteert de
familie Griep generaties lang vanuit
Hansweert
beurtveren en het
overzetveer
over de Westerschelde naar
Walsoorden, het latere provinciale veer
Kruiningen-Perkpolder.
Ook te
Yerseke zijn het
Griepen die geruime tijd het
overzetveer
over de Oosterschelde, naar
Gorishoek, exploiteren.
-
In
Rilland
exploiteert vanaf 1815 een Griep het veer
naar Antwerpen, Doel en Fort Lillo. Zijn
nazaten slaan wat hun beroep betreft
echter al snel een andere richting in.
-
Dat laatste geldt ook
voor de nazaten van de Griep die rond
1830 het overzetveer vanuit
Waarde
exploiteert.
|
|
|
|
|
|