|
Het veer Yerseke -
Gorishoek
Een meer dan zes eeuwen lang
varende oeververbinding |
|
|
|
|
In 1351 wordt, in een
besluit van Graaf Willem V van Holland en
Zeeland, voor het eerst melding gemaakt van het
veer van Yersekendam op Gorishoek.
Eeuwenlang
is het veer een belangrijke schakel in de
postverbinding tussen Zeeland en de rest van
Nederland, totdat de trein via de Kreekrakdam die
taak overneemt.
In
1962 stopt veerman Larooij ermee, maar 25 jaar
later wordt het veer weer nieuw leven ingeblazen.
|
|
|
|
HET
VEERRECHT
|
|
|
|
In 1351 schenkt Graaf
Willem V van Holland en Zeeland het veer
van Yersekendam aan twee zonen van
Liesbeth, de bastaarddochter van de heer
Kervinck van Reimerswaal. Het is de
eerste vermelding van het veer van
Yersekendam op Gorishoek, dat tot aan
1962 in bedrijf is geweest. Vanaf dat
allervroegste begin duikt het veerrecht
en de ermee samenhangende betalingen met
enige regelmaaat op in oude rekeningen en
handschriften.
In het in 1753 verschenen
boek De Tegenwoordige Staat van
Zeeland staat over Yersekendam, dat
het omtrent een kwartier gaans ten
noordwesten van Yerseke ligt, met een
kade aan de Oosterschelde en het postveer
waar men overgezet wordt naar Gorishoek
en vandaar terug. In die tijd varen van
Yersekendam ook veerschepen naar enkele
andere plaatsen.
Om het veer te mogen
exploiteren betaalt de veerschipper
jaarlijks een pachtsom aan de
ambachtsheer van Yerseke. In 1805 was dat
nog 90 gulden per jaar, maar rond 1870
hoeft er wegens het afnemende vervoer al
geen pacht meer betaald te worden. Dat
laatste heeft alles te maken met de
aanleg van de Kreekrakdam in 1868,
waardoor onder meer de post voortaan per
trein via die route gaat.
Het veerrecht in
omgekeerde richting, van Gorishoek op
Yersekendam, staat merkwaardigerwijs los
van dat vanaf Yersekendam. In 1746 pacht
de postmeester Jacques le Jeune te Bergen
op Zoom dat recht, en neemt de
verplichting op zich om er de nodige
voorzieningen voor aan te brengen zoals
een aanlegplaats, veermanswoning, etc. De
exploitatie van het veer zelf besteedt
hij overigens weer uit aan de veerman van
Yersekendam.
Als de spoorlijn over de
Kreekrakdam in 1870 veel vervoer
overneemt, heeft de veerman een toelage
nodig om het veer voort te kunnen zetten.
Die subsidie, oplopend van 300,-
tot 500,- per jaar komt eerst van
de Staten van Zeeland, en na 1876 van het
Rijk. In 1925 wordt de toelage gestopt en
het posthaventje opgeheven.
De veerdienst krimpt
daarna in tot 4 ŕ 5 overvaarten per dag,
en wordt bovendien gecombineerd met die
vanaf Wemeldinge. Op het laatst vaart men
alleen nog in de zomermaanden en op 1
september 1962 wordt de veerdienst
gestaakt.
In 1988 herstart André
Beusenberg de veerdienst, als recreatieve
veerbinding van juni tot en met augustus
driemaal per dag.
|
|
|
|
SCHAKEL
IN DE HOOFDROUTE NAAR ZEELAND
|
|
|
|
Uit de Reiswijzer,
opgenomen in het boek De Provincie
Zeeland uit 1825, blijkt dat er door Zeeland
slechts twee "Groote wegen der eerste
klasse" lopen. Een
daarvan is de postroute van Breda naar Middelburg
die onder meer via het veer Yersekendam-Gorishoek
voert.
|
Het reizen is, zelfs via
hoofdwegen, niet eenvoudig in die tijd.
Met name
kennis van de getijden is, zo blijkt uit
onderstaande aanwijzingen in de Reiswijzer,
van groot belang voor een enigszins comfortabel
verloop van de reis.
|
|
|
|
|
|
|
DE
VEERSCHIPPERS |
|
|
|
De volgende veerschippers zijn
vanuit de administraties van de ambachtsheren van
Yerseke en Westkerke, waaronder Gorishoek hoorde,
bij naam bekend:
- Totdat
hij in 1750 overlijdt is Hermanus
Larooy de exploitant van het
veer.
- In
1750 neemt zijn zoon Abraham
Larooy de expoitatie van het
veer Yersekendam-Gorishoek over; voor het
tegenveer werkt hij samen met Pieter
Fluyt.
- Van
1777 tot 1792 is het
Adriaan
Griep die het
veer Yersekendam-Gorishoek exploiteert.
Het tegenveer gaat in die tijd over op
Jacob Fluyt. Als Adriaan in 1792 bij de
uitoefening van zijn beroep verdrinkt,
wordt de exploitatie van het veer
vermoedelijk nog enige tijd voortgezet
door zijn zoons Jan en Cornelis.
- In
1805 wordt de schoonzoon van Adriaan
Griep, Jan van Zweden,
veerpachter. Hij overlijdt rond 1825.
- Na
1825 neemt diens zoon, eveneens Jan
van Zweden geheten, de pacht
over.
- In
1870 is de veerpachter G. Larooy.
- Gedurende
de Eerste Wereldoorlog heet de
veerpachter Porrey.
- Op
16 juni 1936 neemt G. Larooy
G.Mzn de veerdienst over van
J.P. Fluyt.
- Op
1 september 1962 is het veerman G.M.
Larooy die de exploitatie
staakt.
- Sinds
1988 onderhoudt André Beusenberg
een recreatieve dienst gedurende de
zomermaanden.
|
|
|
|
DE
VEERSCHUITEN
|
|
|
|
- De eerste vermelding van
het scheepstype waarmee het veer wordt
onderhouden, stamt uit 1750. Abraham
Larooy neemt dan van de weduwe van zijn
vader de hengst en de roeiboot met
toebehoren over .
|
|
Een
hengst, het scheepstype waarmee het veer in de
18e en begin 19e eeuw wordt onderhouden
|
Daarna komt de snellere hoogaars
|
|
De
Wuta in 1936 >
|
|
|
|
HET
VEERHUIS AAN DE YERSEKENDAM
|
|
|
|
In 1785
krijgt veerman
Adriaan
Griep te Yersekendam grond in
erfpacht voor het bouwen van een veerhuis. In1825
staat, zo blijkt uit onderstaande tekst uit het
boek De Provincie Zeeland, de
accomodatie aldaar al prima aangeschreven.
|
|
|
<
Het Veerhuis in 2004
|
|
|
|
DE AANLEGVOORZIENINGEN TE GORISHOEK
|
|
|
|
In 1746 verleent de ambachtsheer
van Westkerke het recht om vanaf Gorishoek een
veer op te richten aan postmeester Jacques le
Jeune te Bergen op Zoom. Voorwaarde is dat deze
op eigen kosten alle benodigde voorzieningen
aanbrengt: aanlegplaats, spui, rijswerken en een
veermanswoning. De opeenvolgende veerschippers
nemen die woning steeds weer tegen taxatiekosten
van hun voorganger over en hebben de verplichting
'het behoorlijk te onderhouden'. In 1815 wordt het
haventje te Gorishoek door een storm vernield. Er
ontstaat dan enige correspondentie tussen de
ambachtsheer van Westkerke en de gouverneur van
Zeeland over de vraag wie het herstel moet
betalen. Zo betoogt de ambachtsheer dat het
haventje destijds door de postmeesters is
bekostigd en dat 'de passage buiten de post
gering is'. Uiteindelijk neemt in 1825 de
provincie Zeeland de zorg voor het posthaventje
en de veerdam op
zich.
Bij
Koninklijk Besluit van 27 mei 1876 worden de
veervoorzieningen te Gorishoek door het Rijk in
beheer en onderhoud genomen. Dat duurt tot 1925.
In dat jaar wordt, vanuit rijksoogpunt, het veer
opgeheven en het posthaventje en de bijbehorende
werken verlaten. De veerman mag er dan weer zelf
voor zorgen...
De Wuta, afgemeerd te Gorishoek; 1938
>
|
|
|
|
HET
VEERTARIEF
|
|
|
Het
tarief dat de schipper mag rekenen wordt van hogerhand bepaald.
In het boek
De Provincie Zeeland uit 1825 staat voor
het veer van Gorishoek op Yersekendam (en
omgekeerd) het volgende tarief opgenomen.
|
|
|
|
|
VERHALEN
|
|
|
|
Een schipper waarvan
bekend is dat hij tijdens het uitoefenen
van zijn beroep op deze verbinding het
leven laat, is
Adriaan
Griep. Op 21
december 1792, op weg naar Gorishoek,
komt zijn boot in een storm terecht.
Behalve de schipper en een bode van de
Staten van Zeeland, verliezen ook zijn
beide zoons Jacob en Paulus het leven.
Ook leden van de
schippersfamilie Van Zweden doen van zich
spreken, maar dan vanwege hun
reddingsacties. Jan van Zweden
senior haalt in 1818 zes mensen
uit de Westerschelde die ter hoogte van
Fort Bath schipbreuk hebben geleden.
De schrijver Jacob
van Lennep maakt in zijn
studententijd met Dirk van Hogendorp een
voetreis door Nederland. Op zaterdag 23
augustus 1823 maakt hij, als onderdeel
van de dagreis Sint Maartensdijk-Goes
gebruik van het veer te Gorishoek.
Hierover tekent hij het volgende op in
zijn dagboek.
"Nadat we een glas
bier gedronken hadden, reden wij om een
binnenwater naar Scherpenisse en vandaar
over een smalle akelige dijk naar het
veer in Gorishoek. Hier wachtten wij twee
uur op de boot. Ik klom in de lantaarn en
las mijn romannetje. Intussen werd het
later en later. De boot had Brabanders
naar Wemeldinge gebracht, in plaats van
zoals het hoorde veerdienst te varen.
Toen de boot eindelijk naderde, moesten
wij om erin te stappen een steile dijk af
die belegd was met grote puntige hoekige
stenen, waaruit talloze kleine paaltjes
onhoogstaken, zonder dat er een plank of
iets anders was om de afloop makkelijker
te maken. Door een verkeerde stap zouden
wij zijn gevallen en ons gezicht zou aan
flarden zijn gescheurd. De overtocht
duurde een uur. -Aan de andere kant was
de opgang even slecht, en tot overmaat
van de ramp liet de schipper de rugzak
van Van Hogendorp in het water vallen,
die er goed nat weer uitkwam. Het werd
donker. In Yersekendam kregen wij na een
half uur wachten een wagentje met twee
vetgemeste paarden, die ons op een
sukkeldrafje langs een weg die overdag
prachtig moet zijn, met bedekte volle
maan naar de stad Goes brachten."
- In
1830 is de zoon van Jan van Zweden de
spil van een tweede reddingsactie op de
Westerschelde: Jan van Zweden
junior laat in februari
1830 zijn ijsboot van Yerseke naar
Hansweert vervoeren om bij een in het ijs
bekneld vaartuig te komen. Behalve Van
Zweden schieten nog meer schippers te
hulp;
Cornelis
Griep, Jacob Griep, Adriaan Griep en Jan
Griep. Na zes dagen van enorme
inspanningen slagen ze erin de schipper
in moeilijkheden, Cornelis Griep genaamd,
te bevrijden.
|
|
|
|
LITERATUUR
|
|
|
|
- M.P.
de Bruin; Aan de rede; Zeeland
aan de waterkant; De Boer te
Bussum; 1975.
- J.
de Kanter en J.A.B. Utrecht Dresselhuis; De
Provincie Zeeland; Middelburg;
1825.
- Jacob
van Lennep; Lopen met Van Lennep,
de zomer van 1823, dagboek van zijn
voetreis door Nederland; bezorgd door
Geert Mak en Marita Mathijsen; Zwolle
2000.
- G.D.
van Oosten; Uit lang vervlogen
dagen: iets uit Yerseke's verleden;
Yerseke 1913.
- Jhr.Mr.G.F.
Sandberg; Overzetveren in Zeeland
(proefschrift); Van Benthem & Jutting
te Middelburg; 1970.
- Michiel
de Visser; Het veer keert weer...;
Buijten en Schipperheijn te Amsterdam;
1998.
- H.
Waverijn en M. Moerland; Yerseke
van 1900 tot nu; Hulst 1993.
- W.E.P.
van IJsseldijk; 1000 jaren
Yerseke; Van der Peyl te
Kruiningen; 1973.
Op
het internet:
|
|
|
|
|
|