|
In
de loop van de 15e eeuw hadden de Hollanders in
de Oostzeevaart het overwicht behaald op de
Duitse Hanze. De meest voorkomende bestemmingen
aldaar waren de Poolse havens, vooral Danzig
waarover het leeuwenaandeel van de Poolse
graanuitvoer liep.
Rusland leverde,
nu hoofdzakelijk via Narva, vooral honing en was,
vlas, kruiden en pelzen.Uit Zweden werden
voornamelijk timmerhout, ijzer en koper
uitgevoerd. Hongaars koper kwam tevens naar
Amsterdam via de Weichsel en Danzig; hout en zijn
bijprodukten ook uit Noorwegen, waarop met name
de Friese schippers veel voeren.
Door
het gebrek aan bodemschatten en aan hout en
graan, waren de bewoners van Nederland gedwongen
visserij, handel en scheepvaart te ontwikkelen om
in hun levensbehoeften te voorzien. Haring, hout
en graan waren in en om Polen in ruime
hoeveelheden voorradig. Polen, gelegen aan de
Oostzee en voorzien van een groot achterland met
handelswegen tot in Hongarije, Turkije en
Perzië, werd de ideale handelspartner.
In
het begin van de 14e eeuw was Dantzig de
belangrijkste stapelmarkt in het oosten, terwijl
in het westen eerst Brugge, daarna Antwerpen, en
na 1585 Amsterdam de stapelmarkt voor West- en
Zuid-Europa werd.
|
|
Het Nederlands is heel
lang een bindende factor geweest binnen de hele
Oostzeehandel. Overal rond de Oostzee hadden zich
Nederlanders gevestigd die hun eigen taal bleven
spreken. De vele wegen en buurten die nu nog de
naam Holland dragen, getuigen daarvan.
Op reis
hadden de Nederlandse zeelieden en kooplui
nauwelijks taalproblemen. Langs grote delen van
de Oostzeekust werd een soort Platduits gesproken
dat dicht bij het Nederlands lag. Veel termen uit
het Nederlands waren ook zo gemeengoed geworden,
dat ook een gesprek in die taal meestal geen
probleem opleverde.
Aan
boord van veel buitenlandse schepen hadden
Nederlandse schippers het voor het zeggen, en ook
daar was de voertaal Nederlands. Nederlandse
handboeken en kaarten werden overal gebruikt.
Rondreizende toneelgezelschappen konden zelfs in
de eigen taal voorstellingen geven.
|
Amsterdam en Gdansk
Een 17e
eeuwse Nederlander die aankwam op de kade
van Gdansk -- een plaats die hij zelf
Danswijck noemde -- dacht even dat hij
terug was in Amsterdam. Schepen met
oranje-wit-blauwe wimpels, gebouwen in
Nederlandse stijl van Nederlandse
baksteen en overal op straat
Nederlanders. Er waren kerken met
Nederlandse altaarstukken, monumenten en
predikanten, en op straat klonk het in
Nederland gemaakte carillon van ]waarin
de Pools-Nederlandse contacten hun
hoogtepunt bereikten.
|
|