FRONTSOLDAAT
Op 5 januari 1945 wordt het 290th Engineer Combat Battalion
nabij Orbey aan het front geplaatst. Op dat moment woedt verder naar
het noorden het Ardennenoffensief. Veel eenheden zijn het leger
daar te hulp geschoten, waardoor nabij Colmar een tekort aan
manschappen is ontstaan. Hoewel ze er niet voor getraind zijn,
worden de engineers deze eerste periode (17 januari-5 februari
1945) noodgedwongen ingezet als frontsoldaten, als onderdeel van
de 28e Infanterie Divisie.
Deze divisie maakt op zijn beurt deel uit van het Amerikaanse 7e Leger.
In januari 1945 staat dat opgesteld tussen Straatsburg en Mulhouse en heeft de opdracht om de zogeheten zak van Colmar van
Duitsers te zuiveren. Er wordt daarom een ‘agressieve defensie’
gevoerd, met veel patrouilles richting vijandelijk terrein. Dit
alles in extreme weersomstandigheden: het vriest er in die
periode tot -20º C, met continu sneeuwstormen.
De eerste dag krijgt de eenheid al direct een Duitse aanval te
verduren, die ze goed doorstaan. Op 23 januari komt het bevel
twee patrouilles uit te zenden, die het vijandelijk gebied
moeten penetreren om er informatie over de Duitse posities te
verzamelen. Ze vertrekken om 7.20 uur. De 'A-company' krijgt het
al na 200 m zwaar te verduren, en de ‘B-company’ van
luitenant Hunnicutt komt na 750 m
voorwaarts te zijn gegaan onder hevig Duits
vuur te liggen. Men kan niet meer voor of achteruit, enkelen
vinden direct de dood, en ook vallen er de nodige gewonden.
Luitenant Hunnicutt wordt met tien van zijn mannen van de rest afgesneden. Om 13.27 wordt de actie
afgeblazen, en de groep van luitenant Hunnicutt wordt
gerapporteerd als ‘Missing in Action’. Ook Adrian
Griep wordt die dag als 'MIA' opgegeven. |